Lente

Een wandeling door het park
doorbreekt
“de maalstroom der gedachten”

De aromatische geuren van wilde planten
kwamen mij tegemoet
Paardenbloemen en boterbloemen
schoten rijkelijk uit de grond
Het gras
bezaaid met kleine margrietjes
gaf langzaam haar geabsorbeerde zonnewarmte terug

De zon weerkaatste haar lichtstralen
in fonkelende schittering op het water
De eerste bladeren van waterlelies
lieten zich schijnbaar drijven
uitdijende concentrische cirkels
verraadden het onzichtbare leven
onder de waterspiegel
Kleine eendjes volgden lijdzaam hun moeder
Een eendenpaar kwaakte vrolijk rond

De bomen deinden buigzaam heen en weer
hun bladeren ritselen de muziek der winden
De vogels zongen een sprankelend lied
Een witte vlinder kwam mij dwarrelend tegemoet
en nam fladderend weer afscheid

Kijkend naar deze schoonheid
in de spiegel der natuur
wordt mijn dorst gelaafd
“het verlangen naar harmonie”
In de sprankeling der waarneming
bruist mijn bloed
tintelt mijn gehele lichaam
in de verrukking van mijn ziel

Ja, alles ontluikt
alles bruist
De lente staat in bloei!